Hoe houd ik...

Pythons en Boa's


Tjaldo Brandenburg

INLEIDING

Al jaren zijn pythons en boa's geliefde terrariumdieren voor slangenliefhebbers. Dat is logisch want de verzorging is niet al te moeilijk en het zijn mooie, vaak redelijk rustige dieren. Dit geldt vooral voor de kleinere en middelgrote soorten zoals Boa constrictor, Corallus enydris, Epicrates cenchria en Python regius. De groter wordende soorten zoals Python reticulatus, Python molurus en Eunectes murinus zijn uiteraard minder geschikt omdat er al gauw een hele kamer nodig is om ze voldoende ruimte te geven, en omdat volwassen dieren gevaarlijk kunnen zijn voor hun verzorger.
Als je weet welke soort wurgslang je wilt gaan houden, is natuurlijk de eerste actie het verzamelen van informatie. Via Internet, boeken en tijdschriften kan men veel te weten komen en probeer ook eens ervaren liefhebbers te vinden. Voorlichting door hen is misschien wel zo belangrijk.
Daarna is de volgende stap het bouwen en inrichten van een degelijk terrarium. Tevens is het van het grootste belang om ervoor te zorgen dat we, als we de slangen eenmaal hebben, voedsel voor de dieren kunnen krijgen.

GESLACHTSONDERSCHEID

Als beginner is het vrijwel ondoenlijk om het geslacht van een slang te bepalen. Bij pythons en boa's is het meestal zo dat mannetjes langere sporen (een soort kleine klauwtjes bij de cloaca) hebben dan vrouwtjes, maar de geslachtsbepaling op deze manier is allerminst zeker. Ook de lengte en dikte van de staart kan een aanwijzing geven (langer en dikker is een mannetje), maar de zekerste manier is het sonderen van een dier met behulp van een knopsonde. Bij mannetjes kan de sonde veel dieper in het lichaam (richting staart) worden gestoken dan bij vrouwtjes. Laat dit echter over aan iemand die hier ervaring mee heeft, anders is de kans op beschadiging zeer groot.

AANSCHAF

Het beste is om nakweekdieren te kopen, ook al omdat bij deze dieren de kans op ziektes relatief klein is. Neem, als dat kan, bij aanschaf een ervaren liefhebber mee. Let verder op de volgende punten:
Is de slang niet vermagerd? Een te magere slang heeft waarschijnlijk lange tijd niets gegeten of is ziek.
Ligt de slang rustig opgerold? Een slang die languit ligt is waarschijnlijk ziek, zeker als zij ook nog met geopende bek ligt. Dit laatste duidt op een mogelijke longaandoening.
Is de bek van de slang schoon? Als dat niet zo is, is de kans groot dat de slang ziek is.
Beweegt de slang goed? Elke aanraking, waar dan ook, moet een reactie te zien geven.
Is het achterlichaam niet opgezwollen? Als dit wel zo is, kan dit duiden op verstopping door verharde feces.
Is de slang vrij van uitwendige parasieten zoals teken? Ook als deze niet zichtbaar zijn, kan een doffe, stoffige huid erop wijzen dat ze er misschien toch zijn, bijvoorbeeld verborgen onder de oogranden.

TERRARIUM

Bij het maken van een terrarium moeten we op een aantal zaken letten.
Het moet uitbraakvrij zijn. Slangen zijn ontsnappingskunstenaars! Het moet makkelijk schoon te houden zijn, en de verlichting/verwarming moet zo worden aangebracht dat de slangen zich niet kunnen branden. De ventilatie moet goed zijn. Maar tocht is funest want dan hebben de slangen binnen de kortste keren een longontsteking. Tot slot, het terrarium moet voldoende groot zijn. Maar wat is voldoende groot?
Het lijkt vanuit menselijk oogpunt bezien misschien wel hoe groter hoe beter. In de praktijk gaat dit vaak niet op. Dikwijls blijken slangen zich in een relatief klein terrarium beter op hun gemak te voelen. Ze eten makkelijker en gedragen zich rustiger. Zo heb ik zelf Python regius jarenlang gehouden in een terrarium met een bodemoppervlak van 30 x 60 cm. Mits voorzien van een schuilplaats en een waterbak is dit voor één niet al te grote slang voldoende.
Verder is het natuurlijk van belang dat men bij de keuze van de hoogte van het terrarium rekening houdt met de leefgewoontes van de slang. Het heeft voor een bodembewoner als Epicrates cenchria geen zin om een bak van een meter hoog te maken, terwijl het voor een boombewoner zoals Morelia viridis niet hoog genoeg kan zijn.
Wat de inrichting van het terrarium betreft zijn er grofweg twee mogelijkheden. Zo natuurlijk mogelijk, met aarde, planten en stukken hout, of zo steriel mogelijk. Het eerste ziet er mooier uit maar heeft als nadeel dat het veel moeilijker schoon te houden is en dat de kans op ziekten groter is. Kiezen we voor een "steriele"methode dan houdt dat in dat de bodem kaal is of bedekt met kranten, houtsnippers o.i.d. Verder hebben we nog een uitneembare drinkbak nodig van plastic (die dikwijls fungeert als zwembad) en, voor klimmende slangen, een paar stevige takken. Een schuilplaats, bijvoorbeeld een omgekeerde bloempot, is een laatste noodzakelijke voorziening. Zo'n schuilplaats kan men ook onder het terrarium aanbrengen. Door een gat in de bodem kan de slang daar dan wegkruipen. Maak die schuilplaats niet te groot; een slang voelt zich veiliger in een "krap" hol. Het voordeel van een steriel terrarium is natuurlijk dat het makkelijk schoon te boenen is.
Om te zorgen voor voldoende ventilatie maken we de bovenkant, of zeker een deel daarvan, van stevig horrengaas. Voor de verwarming gebruiken we verwarmingskabels, verwarmingsmatjes of lampen. Met een thermostaat kunnen we zo zorgen voor de juiste temperatuur (overdag 26-33ºC, 's nachts 22-26ºC), uiteraard mede afhankelijk van de soort slang. Tot slot, sommige slangen (bijvoorbeeld Python curtis en Corallus caninus) hebben een hoge luchtvochtigheid nodig. Regelmatig sproeien met lauw water is dan een mogelijkheid.

GEDRAG

De meeste wurgslangen zijn in het terrarium vrij rustig, maar uiteraard zijn er uitzonderingen. Sommige soorten zijn agressief (bijvoorbeeld Morelia albertisii), terwijl bij doorgaans rustige soorten soms een enkel individu opvliegend is.
In het algemeen is het het beste om maar één soort dieren in een terrarium te houden en persoonlijk geef ik er de voorkeur aan om maar één exemplaar in een terrarium te houden (wat natuurlijk inhoudt dat je meerdere terraria moet hebben want één slang plant zich niet voort). Het voordeel is dat slangen geen ruzie over een prooi kunnen krijgen en in geval van ziekte elkaar niet kunnen besmetten.
Hoewel wurgslangen vaak nachtdieren zijn, zullen ze meestal ook overdag voedsel accepteren.
Over de voortplanting van slangen zijn boeken vol geschreven. Algemeen kan gesteld worden dat een variatie in de omgeving (temperatuur, luchtvochtigheid, daglengte) de slangen tot paring aanzet. Welke verandering nodig is, hangt af van de soort.
Na de bevruchting zijn er twee strategieën bij de slangen te onderkennen; de meeste pythons leggen eieren, de meeste boa's baren levende jongen. Eierleggende soorten bebroeden hun eieren, maar het is uiteraard ook mogelijk om de eieren in een broedstoof uit te broeden. De incubatietijd varieert sterk per soort. Ook de draagtijd bij boa's is variabel per soort (vijf tot negen maanden).
Na de geboorte is het het beste om de jongen apart te huisvesten. Een klein, plastic muizenbakje met wat keukenrolpapier en een klein waterbakje voldoet uitstekend. Let ook hier erop dat de jongen niet kunnen ontsnappen. Na de eerste vervelling gaan de meeste jongen probleemloos aan het voedsel. Weigeren ze echter te eten, probeer dan een ander soort prooidier. Als laatste hulpmiddel passen we dwangvoederen toe, wat echter wel ervaring vereist. Raadpleeg die inmiddels bevriende terrariumhouder daarbij, of een dierenarts.

VOEDSEL

De meeste slangen leven van warmbloedige prooi, dus zoogdieren en vogels. In de terrariumpraktijk komt dit vooral neer op knaagdieren (muizen, ratten). Hoewel slangen van nature jagen op levende prooi, is het vaak goed mogelijk ze in gevangenschap te wennen aan het eten van dode prooidieren. Dit heeft voordelen. Zo kunnen we een grote hoeveelheid voedsel gewoon in de vriezer bewaren. Zorg wel dat de prooi voor het voeren goed ontdooid is. Daarnaast is er dan geen enkel gevaar meer dat de prooi de slang beschadigt. Gebruiken we wel levende prooidieren, verwijder dan de prooi die niet snel gevangen wordt weer uit het terrarium. Anders is de kans aanwezig dat de prooi de slang gaat aanvreten.
Als slangen voedsel weigeren kan dat een aantal oorzaken hebben:
Ze zitten vlak voor een vervelling. Dus weer proberen als ze verveld zijn.
De geur van het voedsel staat ze niet aan. Probeer een ander soort voedseldier.
De kleur van het voedsel staat ze niet aan. Probeer een andere kleur.
Het moment van aanbieden staat ze niet aan. Ander tijdstip proberen.
Tot slot; de meeste voedseldieren zullen we kopen bij handelaren of liefhebbers in de hoop dat de prooidieren weldoorvoed zijn. Het zelf kweken van voedseldieren is alleen interessant als we veel slangen houden. Let er dan wel op dat die dieren gezond voedsel met voldoende vitamines krijgen.

ZIEKTEN

Een ziekte bij een slang valt haast altijd op. Ze bewegen minder, eten niet of krijgen een doffe kleur. Als we dus door regelmatige observatie het vermoeden hebben dat een slang ziek is, moet er snel ingegrepen worden. Bij vervellingsproblemen biedt een lauwwarm bad vaak al uitkomst. Lijkt er meer aan de hand te zijn dan is natuurlijk de eerste actie het dier apart zetten om besmetting te voorkomen. Daarnaast is fecesonderzoek nodig om vast te stellen of er een inwendige besmetting met parasieten is (wormen, flagellaten). In overleg met een dierenarts kunnen we dan een behandeling bepalen.
Als we te maken hebben met ectoparasieten zoals bloedmijten, kunnen we gebruik maken van een Vapona-cassette. Wel goed ventileren.
Soms kan het nuttig zijn om zieke dieren te ondersteunen door extra vitamines te geven. Ook dit doen we alleen na overleg met een dierenarts.

BEGINNERSFOUTEN

Boa's en pythons zijn tropische slangen, maar ook de tropen kennen vrij koele plekken, denk maar eens aan bergtoppen. Houd ze dus niet te warm, maar te koud is ook niet goed. Zorg ervoor dat de dieren zich niet kunnen branden aan lampen en verwarmingselementen. Voer vooral niet te veel: voor volwassen wurgslangen is één voedering per twee weken voldoende. En ga niet experimenteren met vitamines en geneesmiddelen, want dat werkt meestal averechts.

NAAMGEVING

Wetenschappelijke namen veranderen regelmatig. De hier gebruikte namen komen uit de (destijds gratis te verkrijgen) CITES-lijst van het Ministerie van Landbouw en Visserij (1995).

LITERATUUR

Er zijn veel boeken en artikelen over Boidae. Hieronder staat een kort lijstje boeken met algemene informatie. Voor specifieke informatie over een bepaalde soort kan een literatuurlijst uit genoemde boeken verder helpen.


Bauchot, R., 1994. Snakes. A natural history. Sterling Publishing, USA.

Trutnau, L., 1981. Schlangen im Terrarium, Band 1 (Ungiftige Schlangen). Ulmer Verlag, Stuttgart.

Walls, J. G., 1998. The living pythons. TFH Publications, Neptune City, USA.

Walls, J. G., 1998. The living boas. TFH Publications, Neptune City, USA.