INLEIDING
Al jaren zijn pythons en boa's geliefde
terrariumdieren voor slangenliefhebbers. Dat is logisch want de
verzorging is niet al te moeilijk en het zijn mooie, vaak redelijk
rustige dieren. Dit geldt vooral voor de kleinere en middelgrote
soorten zoals Boa constrictor, Corallus enydris,
Epicrates cenchria en Python regius. De groter wordende
soorten zoals Python reticulatus, Python molurus en
Eunectes murinus zijn uiteraard minder geschikt omdat er al
gauw een hele kamer nodig is om ze voldoende ruimte te geven, en
omdat volwassen dieren gevaarlijk kunnen zijn voor hun verzorger.
Als je weet welke soort wurgslang je wilt gaan houden, is
natuurlijk de eerste actie het verzamelen van informatie. Via
Internet, boeken en tijdschriften kan men veel te weten komen en
probeer ook eens ervaren liefhebbers te vinden. Voorlichting door hen
is misschien wel zo belangrijk. Daarna is de volgende stap het
bouwen en inrichten van een degelijk terrarium. Tevens is het van het
grootste belang om ervoor te zorgen dat we, als we de slangen eenmaal
hebben, voedsel voor de dieren kunnen krijgen.
GESLACHTSONDERSCHEID
Als beginner is het vrijwel ondoenlijk
om het geslacht van een slang te bepalen. Bij pythons en boa's is het
meestal zo dat mannetjes langere sporen (een soort kleine klauwtjes
bij de cloaca) hebben dan vrouwtjes, maar de geslachtsbepaling op
deze manier is allerminst zeker. Ook de lengte en dikte van de staart
kan een aanwijzing geven (langer en dikker is een mannetje), maar de
zekerste manier is het sonderen van een dier met behulp van een
knopsonde. Bij mannetjes kan de sonde veel dieper in het lichaam
(richting staart) worden gestoken dan bij vrouwtjes. Laat dit echter
over aan iemand die hier ervaring mee heeft, anders is de kans op
beschadiging zeer groot.
AANSCHAF
Het beste is om nakweekdieren te kopen,
ook al omdat bij deze dieren de kans op ziektes relatief klein is.
Neem, als dat kan, bij aanschaf een ervaren liefhebber mee. Let
verder op de volgende punten: Is de slang niet vermagerd? Een te
magere slang heeft waarschijnlijk lange tijd niets gegeten of is
ziek. Ligt de slang rustig opgerold? Een slang die languit ligt is
waarschijnlijk ziek, zeker als zij ook nog met geopende bek ligt. Dit
laatste duidt op een mogelijke longaandoening. Is de bek van de
slang schoon? Als dat niet zo is, is de kans groot dat de slang ziek
is. Beweegt de slang goed? Elke aanraking, waar dan ook, moet een
reactie te zien geven. Is het achterlichaam niet opgezwollen? Als
dit wel zo is, kan dit duiden op verstopping door verharde feces. Is
de slang vrij van uitwendige parasieten zoals teken? Ook als deze
niet zichtbaar zijn, kan een doffe, stoffige huid erop wijzen dat ze
er misschien toch zijn, bijvoorbeeld verborgen onder de oogranden.
TERRARIUM
Bij het maken van een terrarium moeten
we op een aantal zaken letten. Het moet uitbraakvrij zijn. Slangen
zijn ontsnappingskunstenaars! Het moet makkelijk schoon te houden
zijn, en de verlichting/verwarming moet zo worden aangebracht dat de
slangen zich niet kunnen branden. De ventilatie moet goed zijn. Maar
tocht is funest want dan hebben de slangen binnen de kortste keren
een longontsteking. Tot slot, het terrarium moet voldoende groot
zijn. Maar wat is voldoende groot? Het lijkt vanuit menselijk
oogpunt bezien misschien wel hoe groter hoe beter. In de praktijk
gaat dit vaak niet op. Dikwijls blijken slangen zich in een relatief
klein terrarium beter op hun gemak te voelen. Ze eten makkelijker en
gedragen zich rustiger. Zo heb ik zelf Python regius jarenlang
gehouden in een terrarium met een bodemoppervlak van 30 x 60 cm. Mits
voorzien van een schuilplaats en een waterbak is dit voor één
niet al te grote slang voldoende. Verder is het natuurlijk van
belang dat men bij de keuze van de hoogte van het terrarium rekening
houdt met de leefgewoontes van de slang. Het heeft voor een
bodembewoner als Epicrates cenchria geen zin om een bak van
een meter hoog te maken, terwijl het voor een boombewoner zoals
Morelia viridis niet hoog genoeg kan zijn. Wat de
inrichting van het terrarium betreft zijn er grofweg twee
mogelijkheden. Zo natuurlijk mogelijk, met aarde, planten en stukken
hout, of zo steriel mogelijk. Het eerste ziet er mooier uit maar
heeft als nadeel dat het veel moeilijker schoon te houden is en dat
de kans op ziekten groter is. Kiezen we voor een "steriele"methode
dan houdt dat in dat de bodem kaal is of bedekt met kranten,
houtsnippers o.i.d. Verder hebben we nog een uitneembare drinkbak
nodig van plastic (die dikwijls fungeert als zwembad) en, voor
klimmende slangen, een paar stevige takken. Een schuilplaats,
bijvoorbeeld een omgekeerde bloempot, is een laatste noodzakelijke
voorziening. Zo'n schuilplaats kan men ook onder het terrarium
aanbrengen. Door een gat in de bodem kan de slang daar dan
wegkruipen. Maak die schuilplaats niet te groot; een slang voelt zich
veiliger in een "krap" hol. Het voordeel van een steriel
terrarium is natuurlijk dat het makkelijk schoon te boenen is. Om
te zorgen voor voldoende ventilatie maken we de bovenkant, of zeker
een deel daarvan, van stevig horrengaas. Voor de verwarming gebruiken
we verwarmingskabels, verwarmingsmatjes of lampen. Met een
thermostaat kunnen we zo zorgen voor de juiste temperatuur (overdag
26-33ºC, 's nachts 22-26ºC), uiteraard mede afhankelijk van
de soort slang. Tot slot, sommige slangen (bijvoorbeeld Python
curtis en Corallus caninus) hebben een hoge
luchtvochtigheid nodig. Regelmatig sproeien met lauw water is dan een
mogelijkheid.
GEDRAG
De meeste wurgslangen zijn in het
terrarium vrij rustig, maar uiteraard zijn er uitzonderingen. Sommige
soorten zijn agressief (bijvoorbeeld Morelia albertisii),
terwijl bij doorgaans rustige soorten soms een enkel individu
opvliegend is. In het algemeen is het het beste om maar één
soort dieren in een terrarium te houden en persoonlijk geef ik er de
voorkeur aan om maar één exemplaar in een terrarium te
houden (wat natuurlijk inhoudt dat je meerdere terraria moet hebben
want één slang plant zich niet voort). Het voordeel is
dat slangen geen ruzie over een prooi kunnen krijgen en in geval van
ziekte elkaar niet kunnen besmetten. Hoewel wurgslangen vaak
nachtdieren zijn, zullen ze meestal ook overdag voedsel
accepteren. Over de voortplanting van slangen zijn boeken vol
geschreven. Algemeen kan gesteld worden dat een variatie in de
omgeving (temperatuur, luchtvochtigheid, daglengte) de slangen tot
paring aanzet. Welke verandering nodig is, hangt af van de soort. Na
de bevruchting zijn er twee strategieën bij de slangen te
onderkennen; de meeste pythons leggen eieren, de meeste boa's baren
levende jongen. Eierleggende soorten bebroeden hun eieren, maar het
is uiteraard ook mogelijk om de eieren in een broedstoof uit te
broeden. De incubatietijd varieert sterk per soort. Ook de draagtijd
bij boa's is variabel per soort (vijf tot negen maanden). Na de
geboorte is het het beste om de jongen apart te huisvesten. Een
klein, plastic muizenbakje met wat keukenrolpapier en een klein
waterbakje voldoet uitstekend. Let ook hier erop dat de jongen niet
kunnen ontsnappen. Na de eerste vervelling gaan de meeste jongen
probleemloos aan het voedsel. Weigeren ze echter te eten, probeer dan
een ander soort prooidier. Als laatste hulpmiddel passen we
dwangvoederen toe, wat echter wel ervaring vereist. Raadpleeg die
inmiddels bevriende terrariumhouder daarbij, of een dierenarts.
VOEDSEL
De meeste slangen leven van
warmbloedige prooi, dus zoogdieren en vogels. In de terrariumpraktijk
komt dit vooral neer op knaagdieren (muizen, ratten). Hoewel slangen
van nature jagen op levende prooi, is het vaak goed mogelijk ze in
gevangenschap te wennen aan het eten van dode prooidieren. Dit heeft
voordelen. Zo kunnen we een grote hoeveelheid voedsel gewoon in de
vriezer bewaren. Zorg wel dat de prooi voor het voeren goed ontdooid
is. Daarnaast is er dan geen enkel gevaar meer dat de prooi de slang
beschadigt. Gebruiken we wel levende prooidieren, verwijder dan de
prooi die niet snel gevangen wordt weer uit het terrarium. Anders is
de kans aanwezig dat de prooi de slang gaat aanvreten. Als slangen
voedsel weigeren kan dat een aantal oorzaken hebben: Ze zitten
vlak voor een vervelling. Dus weer proberen als ze verveld zijn. De
geur van het voedsel staat ze niet aan. Probeer een ander soort
voedseldier. De kleur van het voedsel staat ze niet aan. Probeer
een andere kleur. Het moment van aanbieden staat ze niet aan.
Ander tijdstip proberen. Tot slot; de meeste voedseldieren zullen
we kopen bij handelaren of liefhebbers in de hoop dat de prooidieren
weldoorvoed zijn. Het zelf kweken van voedseldieren is alleen
interessant als we veel slangen houden. Let er dan wel op dat die
dieren gezond voedsel met voldoende vitamines krijgen.
ZIEKTEN
Een ziekte bij een slang valt haast
altijd op. Ze bewegen minder, eten niet of krijgen een doffe kleur.
Als we dus door regelmatige observatie het vermoeden hebben dat een
slang ziek is, moet er snel ingegrepen worden. Bij
vervellingsproblemen biedt een lauwwarm bad vaak al uitkomst. Lijkt
er meer aan de hand te zijn dan is natuurlijk de eerste actie het
dier apart zetten om besmetting te voorkomen. Daarnaast is
fecesonderzoek nodig om vast te stellen of er een inwendige
besmetting met parasieten is (wormen, flagellaten). In overleg met
een dierenarts kunnen we dan een behandeling bepalen. Als we te
maken hebben met ectoparasieten zoals bloedmijten, kunnen we gebruik
maken van een Vapona-cassette. Wel goed ventileren. Soms kan het
nuttig zijn om zieke dieren te ondersteunen door extra vitamines te
geven. Ook dit doen we alleen na overleg met een dierenarts.
BEGINNERSFOUTEN
Boa's en pythons zijn tropische
slangen, maar ook de tropen kennen vrij koele plekken, denk maar eens
aan bergtoppen. Houd ze dus niet te warm, maar te koud is ook niet
goed. Zorg ervoor dat de dieren zich niet kunnen branden aan lampen
en verwarmingselementen. Voer vooral niet te veel: voor volwassen
wurgslangen is één voedering per twee weken voldoende.
En ga niet experimenteren met vitamines en geneesmiddelen, want dat
werkt meestal averechts.
NAAMGEVING
Wetenschappelijke namen veranderen
regelmatig. De hier gebruikte namen komen uit de (destijds gratis te
verkrijgen) CITES-lijst van het Ministerie van Landbouw en Visserij
(1995).
LITERATUUR
Er zijn veel boeken en artikelen over
Boidae. Hieronder staat een kort lijstje boeken met algemene
informatie. Voor specifieke informatie over een bepaalde soort kan
een literatuurlijst uit genoemde boeken verder helpen.
Bauchot, R., 1994. Snakes. A natural history. Sterling Publishing,
USA.
Trutnau, L., 1981. Schlangen im Terrarium, Band 1 (Ungiftige
Schlangen). Ulmer Verlag, Stuttgart.
Walls, J. G., 1998. The living pythons. TFH Publications, Neptune
City, USA.
Walls, J. G., 1998. The living boas. TFH Publications, Neptune City,
USA.
|